Privé: Wet- en regelgeving

Grondrechten (vrijheid van meningsuiting & privacy)

Nederland:
Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden van 24 augustus 1815

  • Artikel 7 – vrijheid van meningsuiting:
    1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
    2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending.
    3. Voor het openbaren van gedachten en gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.
    4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.
  • Artikel 10 – privacy:
    1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
    2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
    3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.
  • Artikel 13 – brief-, telefoon- en telegraafgeheim:
    1. Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.
    2. Het telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.
Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)
Wet van 6 juli 2000, houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.
Wet Politiegegevens
Wet van 21 juli 2007, houdende regels inzake de verwerking van politiegegevens.

 

Europa:
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
PbEG C83 30.03.2010
Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
PbEG C364/1 18.12.2000
EG-Verdrag: 
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (geconsolideerde tekst), ondertekend te Rome op 25 maart 1957.
EU-Verdrag:
Verdrag betreffende de Europese Unie (EU-Verdrag), ondertekend te Maastricht op 7 februari 1992
EVRM – Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (Raad van Europa)
(zie ook de complete list of treaties in de European Treaty Series), Rome, 4 november 1950

  • Artikel 8 – Recht op eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven:
    1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
    2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
  • Artikel 10 – vrijheid van meningsuiting:
    1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-omroep-, en bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
    2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie
Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie <pbeg< i=””> 2002 L 201/37
Verordening (EG) nr. 45/2001
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens PbEG 2001 L 8/1
ISDN-richtlijn (bijzondere privacy-richtlijn)
Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector PbEG 1998 L 24/1
Privacy-richtlijn (algemene privacy-richtlijn)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens PbEG< 1995 L 281/31

 

Internationaal
IVBPR – Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
N
New York, 19 december 1966; Trb. 1969, 99; Nederlandse vertaling: Trb. 1978, 177

  • Artikel 17 – Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer:
    1. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privé leve, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige aantasting van zijn eer en goede naam.
    2. Een ieder heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting.
  • Artikel 19 – Vrijheid van meningsuiting:
    1. Een ieder heeft het recht zonder inmenging een mening te koesteren.
    2. Een ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te garen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn keuze.
    3. Aan de uitoefening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechten zijn bijzondere plichten en verantwoordelijkheden verbonden. Deze kan derhalve aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen beperkingen die bij de wet worden voorzien en nodig zijn:
    a) in het belang van de rechten of de goede naam van anderen;
    b) in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden.
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948)

  • Artikel 12 – Eerbiediging persoonlijke levenssfeer:
    Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet.
  • Artikel 19 – Vrijheid van meningsuiting:
    Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.
Convention on the International Right of Correction

 

Overig:
Constitution of the United States of America
Zie in het bijzonder Amendment I (vrijheid van religie, meningsuiting, pers, vereniging, petitie) (1791)