Auteursrechtelijke grenzen aan de vrijheid van de beeldende kunstenaar

Abstract

Auteurs-recht is toch bovenal kunst-recht? Die laatste stelling is niet juist. Natuurlijk beschermt het auteursrecht ook de rechten van kunstenaars, maar in de praktijk heeft het vooral betekenis voor werk dat op grote schaal reproduceerbaar is. Daarin is al een eerste auteursrechtelijke grens gelegen die inhoudt dat de maker van unieke werken het niet in de eerste plaats van zijn auteursrecht hebben moet. Maar ook de exploitatie van het auteursrecht zelf, is aan beperkingen onderhevig en één van de belangrijkste op het terrein van de moderne beeldende kunst vloeit voort uit de omschrijving van het te beschermen object, het werk in de zin van artikel 1 Auteurswet. De kunstenaar die kiest voor kunst-uitingen die buiten dat werkbegrip vallen, verliest de mogelijkheid zijn werk auteursrechtelijk te exploiteren. Wanneer de kunstenaar ervoor kiest werk van anderen te gebruiken zoals dat in de zgn. appropriation art (ontleningskunst) het geval is, wordt zijn vrijheid, althans in theorie, door rechten van anderen beperkt. Ik zeg met opzet: in theorie, want de praktijk wijst uit dat de kunstenaar daar nauwelijks last van heeft. De vraag is hoe dat auteursrechtelijk is te verklaren. Veel moderne kunst is niet voor de eeuwig-heid gemaakt. Hoeveel eerbied moeten anderen betrachten tegenover vluchtige kunstuitingen? Is er een recht evenredig verband tussen de mate van vluchtigheid van het werk en het te betrachten respect?.

Auteursrecht, Intellectuele eigendom

Bibtex

Other{nokey, title = {Auteursrechtelijke grenzen aan de vrijheid van de beeldende kunstenaar}, author = {Kabel, J.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/moderne_beeldende_kunst.pdf}, year = {0812}, date = {2001-08-12}, abstract = {Auteurs-recht is toch bovenal kunst-recht? Die laatste stelling is niet juist. Natuurlijk beschermt het auteursrecht ook de rechten van kunstenaars, maar in de praktijk heeft het vooral betekenis voor werk dat op grote schaal reproduceerbaar is. Daarin is al een eerste auteursrechtelijke grens gelegen die inhoudt dat de maker van unieke werken het niet in de eerste plaats van zijn auteursrecht hebben moet. Maar ook de exploitatie van het auteursrecht zelf, is aan beperkingen onderhevig en één van de belangrijkste op het terrein van de moderne beeldende kunst vloeit voort uit de omschrijving van het te beschermen object, het werk in de zin van artikel 1 Auteurswet. De kunstenaar die kiest voor kunst-uitingen die buiten dat werkbegrip vallen, verliest de mogelijkheid zijn werk auteursrechtelijk te exploiteren. Wanneer de kunstenaar ervoor kiest werk van anderen te gebruiken zoals dat in de zgn. appropriation art (ontleningskunst) het geval is, wordt zijn vrijheid, althans in theorie, door rechten van anderen beperkt. Ik zeg met opzet: in theorie, want de praktijk wijst uit dat de kunstenaar daar nauwelijks last van heeft. De vraag is hoe dat auteursrechtelijk is te verklaren. Veel moderne kunst is niet voor de eeuwig-heid gemaakt. Hoeveel eerbied moeten anderen betrachten tegenover vluchtige kunstuitingen? Is er een recht evenredig verband tussen de mate van vluchtigheid van het werk en het te betrachten respect?.}, keywords = {Auteursrecht, Intellectuele eigendom}, }